Oorspronkelijk ontstonden cottage-tuinen in Engeland aan het einde van de 19de eeuw, als reactie op grote, formele, landelijke tuinen. Cottage-tuinen boden de mogelijkheid om fruit, groenten en kruiden te verbouwen op het platteland. Mettertijd namen bloemen een steeds grotere plaats in deze tuinen in.
De cottage-tuin heeft een eenvoudige rechthoekige indeling met lage heggen als afscheidingen. Deze structuur wordt verzacht door een overvloed aan dichte beplanting die overloopt in smalle paden. Planten die veel voorkomen in cottage-tuinen zijn vingerhoedskruid, lavendel, sleutelbloem, madeliefje, viooltje, ridderspoor, siergrassen en jasmijn. Traditionele rozen blijven een steunpilaar in de cottage-tuin, samen met informele klimplanten en zelfzaaiende eenjarige planten.
Er wordt gebruik gemaakt van traditionele materialen zoals hout en lokale stenen. Potten, versieringen en meubels zijn ook gemaakt van natuurlijke materialen.
De planten, indeling en materialen worden gekozen om de indruk van nonchalance en landelijkheid te geven.